Inleiding
De meeste mensen weten dat we bij extreme stress in de fight of flight stand kunnen gaan. We gaan vechten of vluchten. Dat freeze (bevriezen of verstarren) daar als derde respons bij hoort, is voor velen ook bekend. Maar dat is niet het hele verhaal.
Vanuit de polyvagaaltheorie weten we inmiddels dat er een sociaal verbindingssysteem is, dat ingeschakeld wordt vóórdat we in de vecht- of vluchtmodus gaan. Als klap op de vuurpijl wordt steeds vaker nóg een respons beschreven, de zogenaamde fawn-respons. Dat maakt dus samen vijf responsen.
Hoe zit dat?
In dit artikel zal ik deze vijf responsen beschrijven. Ik heb vooral aandacht voor de fawn-respons, die voor de meeste mensen het minst bekend is én waarvan de implicaties langzaamaan doordringen.
Ondanks dat fawning zich in toenemende mate in populariteit mag verheugen bij therapeuten en schrijvers over trauma, zijn er een aantal zaken waar je heel weinig over leest:
- wat is een passende Nederlandse vertaling voor fawn of fawning?
- hoe verhoudt de fawn-respons zich tot de andere responsen?
- hoe kun je dit in het dagelijks leven herkennen?
- welke gevolgen heeft de nieuwe kennis over fawning?
Dus ik besloot daar maar eens iets aan te gaan doen. Je bent welkom met opmerkingen en vragen, dat kan onder het artikel. Ik stel dat extra op prijs, omdat de discussie over de fawn-respons nu pas een beetje op gang komt.
In het artikel vind je een aantal intermezzo’s, dit zijn kleine zijpaden die je desgewenst mag overslaan.
We beginnen met een klein stukje biologie!
Het autonome zenuwstelsel
Het zenuwstelsel speelt een grote rol in het handhaven van onze gezondheid, met name het zogenaamde autonome zenuwstelsel. Dit deel van het zenuwstelsel reguleert helemaal automagisch (=autonoom) allerlei lichaamsfuncties, zoals de spijsvertering, hartslag, bloeddruk en ademhaling. Het is heel prettig dat je de spijsvertering niet zelf hoeft aan te sturen, en dat je ademhaling gewoon doorgaat als je slaapt.
Het autonome zenuwstelsel heeft ook een bepalende rol in onze reactie op stress en ongemakken. Prof. Stephen Porges heeft hierbij baanbrekend werk verricht, dat beschreven staat in zijn polyvagaaltheorie. In het Relaxicon heb ik daar uitgebreid over geschreven.
Stressreacties staan centraal in dit artikel. Daarbij gebruiken we een aantal Engelse f-woorden, die allemaal een Nederlandse v-versie hebben. Recente inzichten omschrijven – naast de bekende fight, flight en freeze responsen – twee stressreacties die ook een plek in de “stress-ladder” verdienen.
Dierlijke reacties
Lange tijd meende de wetenschap dat ons stresssysteem bestond uit fight, flight en freeze. In het Nederlands vechten, vluchten en verstarren. In de dierenwereld zijn deze mechanismen goed te herkennen. Daar zien we ook direct de waarde ervan: soms moet een dier letterlijk vechten voor zijn leven. Antilopen moeten dagelijks rennen voor hun leven (vluchten). Als deze beide mechanismen tekortschieten, dan is verstarren de enige uitweg en hoop om het er levend vanaf te brengen.
Verstarren is dan ook een zinvol en functioneel mechanisme, in tegenstelling tot wat wij mensen denken als we zelf verstarden in een ernstige situatie. Regelmatig krijgt een slachtoffer van geweld te maken met reacties die voortkomen uit het niet begrijpen van de werking van ons zenuwstelsel. Met victim blaming tot gevolg: het slachtoffer krijgt de schuld van wat hem of haar is overkomen: “dan had je je moeten verzetten…”. Daarna kunnen schaamte en schuldgevoel hun destructieve werk doen en kan er secundair trauma ontstaan.
Voor de meeste zoogdieren lijkt het fight-flight-freeze-model voldoende om hun reacties te verklaren. Maar is dat ook zo?
Een mens is een bijzonder ‘dier’…
Wij mensen zijn – ondanks alle fantastische ontwikkelingen van de afgelopen eeuwen, die ons leven gezonder, veiliger en comfortabeler hebben gemaakt – in de biologische zin van het woord ‘gewoon’ zoogdieren. Hogere primaten (= aapachtigen) om preciezer te zijn.
Ons stresssysteem is nog steeds afgestemd op fysiek gevaar, op leeuwen en andere externe dreigingen. Maar ons leven is tegenwoordig vooral gevuld met psychologisch gevaar. Volle agenda’s, werkdruk, relatieproblemen, sociale media, tv, kortom: veel te veel prikkels die ons stresssysteem belasten. Prikkels die ieder op zich niet gevaarlijk zijn. Maar het zijn er heel veel én ons stresssysteem ziet het onderscheid niet met fysiek gevaar. Door de hoeveelheid prikkels krijgt het stressniveau niet de gelegenheid te kalmeren naar nul. Zo ontstaat een stapeling van stress die op den duur problematisch kan worden.
De afgelopen eeuwen kregen we steeds minder last van fysieke gevaren en steeds meer van psychologische gevaren.
Psychologische vormen van gevaar
Naast de fysieke vecht-, vlucht- en verstar-reacties zien we ook psychologische varianten van deze drie mechanismen. We vechten niet meer tegen leeuwen, maar tegen onszelf. Dit vinden we terug als zelfafwijzing of zelfkritiek.
Het moderne vluchten is te herkennen als zelfisolatie en piekeren, waarmee we psychologisch proberen te vluchten uit een situatie van stress die zich in ons bevindt. Wat onmogelijk is…
Tenslotte is daar de psychologische vorm van verstarren, die je overidentificatie zou kunnen noemen. Hierbij kom je helemaal vast te zitten (je verstart mentaal) in negatieve denkbeelden over jezelf en je situatie.
In de compassietraining gaan we uitgebreid in op deze psychologische verdedigingsmechanismen, die bij zoveel mensen zo ver hun oorspronkelijke doel (fysieke bescherming) voorbijschieten. Een beter bewijs dat de evolutie nog niet af is, kun je bijna niet vinden. Hoe mooi zou het immers zijn als ons stresssysteem wél het onderscheid zou kunnen zien tussen een leeuw en een e-mail van je baas, waarin je gevraagd wordt om straks even langs te komen op kantoor?
Van gedrag naar gewoonte
Als je leven op enig moment veel onzekerheid en onveiligheid met zich meebrengt, bewijzen vechten, vluchten en verstarren hun nut. Ze zijn dan ook diep in ons zenuwstelsel geprogrammeerd. Dan hebben we het over het niveau van de hersenstam. Dit oudste deel van ons brein – ook wel het reptielenbrein genoemd – staat niet onder invloed van onze wilskracht.
Het is dus geen bewuste keus of we een verdedigingsmechanisme in- of uitschakelen. Als de dreiging groot genoeg is, gaat de vecht- of vluchtmodus aan. Helpen zij niet, dan is verstarren de enige optie.
Toch reageert niet iedereen hetzelfde op dreiging, hoe kan dat? Dat komt omdat we enig lerend vermogen bezitten. Als we bijv. geleerd hebben dat vechten helpt, dan zal deze reactie steeds beter “getraind” worden en steeds sneller ingezet worden bij dreiging.
Naast het feit dat we leren van gebeurtenissen, is er ook genetische variatie tussen mensen die maakt dat er verschillen zijn in hoe we omgaan met stress en dreiging.
Hoe ziet het reptielenbrein in actie eruit?
Stel je voor dat iemand leert dat hij door schreeuwen en het geven van een grote mond een dreiging (bijv. straf of een pak slaag) kan afwenden, dan levert dat mogelijk een volwassene op, die ieder conflict oplost met verbaal geweld.
Iemand die juist bij het geven van weerwoord een extra pak slaag kreeg, heeft geleerd dat vechten niet zo handig is. Waarschijnlijk heeft deze persoon gemerkt dat vluchten effectiever was. En als dat ook niet kon, was verstarren dat waarschijnlijk wel. Of fawning, en daar komen we zo op.
Een pak slaag kun je zien als een fysieke dreiging. Zoals we gezien hebben, zijn de psychologische gevaren inmiddels groter dan de fysieke. Bij de Cito-toets op school (fysiek niet bedreigend) zien we kinderen die een overdreven zelfverzekerde indruk maken (ze zetten hun vechtmodus aan en maken zich groter) of die zichzelf alvast maar bekritiseren (ik denk niet dat ik een voldoende ga halen, de psychologische vechtmodus), met onrustige benen (vluchtmodus) en gespannen rondkijkend (waar is het gevaar, mijn systeem geeft dreiging aan).
Consequentie van één overontwikkeld verdedigingsmechanisme is dat de andere mechanismen relatief onderontwikkeld zijn. Het stresssysteem is dan sneller ontregeld en de vaardigheden van de persoon om adequaat met een probleem om te gaan, zijn beperkt. In de tijd waarin we leven maakt dat het lastiger om in balans te blijven.
Is het allemaal zo dramatisch?
Eerlijk gezegd denk ik dat het behoorlijk dramatisch is inderdaad. We hebben een brein en een zenuwstelsel die nog ingesteld zijn op het aantal prikkels dat we 10.000 jaar geleden ontvingen. Zo zien we dat er steeds meer mensen zijn die moeite hebben om het tempo en de druk van de hedendaagse maatschappij bij te benen. We zijn collectief de verbinding met ons lijf kwijt en weten niet meer hoe we ons voelen en wat goed voor ons is. Dat moeten we vervolgens gaan bedenken, en dat denken stond al continu onder hoogspanning door de druk waaronder we leven.
Zo is de cirkel rond. Het is dus geen overdreven stelling dat onze stresssystemen te veel, te lang en te intens geprikkeld zijn, onvoldoende hersteltijd krijgen en zo uit balans raken.
We gaan nu enkele verfijningen aanbrengen in het stress- of activatiemodel dat tot nu toe bestaat uit vechten, vluchten en verstarren.
Een vierde mechanisme: verbinden & verzorgen
Hoewel vechten, vluchten en verstarren ‘beroemd zijn’, zijn we er inmiddels achter dat er meer mogelijkheden zijn om met stress en dreiging om te gaan. Een belangrijke toevoeging is een mooi en belangrijk mechanisme dat we in de compassietraining verbinden en verzorgen– en in het Engels “tend & befriend” noemen. Vanuit de polyvagaaltheorie wordt ditzelfde mechanisme het “social engagement system” genoemd, het sociale betrokkenheidsysteem dus.
In het activatiemodel is dit het eerste systeem dat aan gaat om stress het hoofd te bieden. Stress die vanzelfsprekend (nog) niet heel ernstig is. (Straks zetten we alle systemen op een rijtje.)
Hoe ziet ‘sociale verbondenheid’ eruit?
Stel je voor dat je met de trein reist, en de trein stopt ineens midden in een weiland. Geen station te bekennen en de conducteur heeft nog geen uitleg gegeven via de intercom. Dat duurt ook langer dan gewoonlijk, dus wat gaat er gebeuren? Wat doen de passagiers, die (zeer waarschijnlijk) niet ernstig bedreigd worden, maar van wie de stresssystemen wel aangaan?
Als passagier gaan we rondkijken en contact maken met de omgeving. We kijken naar de andere mensen in de buurt. Hoe reageren zij, gaat er dreiging van hen uit, zien zij iets wat ik niet zie? Allemaal vragen die tot doel hebben om de veiligheid van de situatie in te schatten.
Wat wij zelf gaan doen is signalen van verbinding uitsturen, om aan te geven dat wij zelf geen gevaar vormen. Een glimlach, even een opmerking (“nou nou, altijd wat met die NS” of “hopelijk hoeft u geen aansluiting te halen?”). En na enkele minuten is er altijd wel iemand die snoepjes uitdeelt.
Op deze manier zorgen we voor onze veiligheid en kunnen we voorkomen dat de vecht-, vlucht- of verstar-respons ingeschakeld moet worden. Tevens helpen we zo anderen om zich veilig te kunnen blijven voelen (dat noemen we co-regulatie).
Ook bij zoogdieren die in een sociaal verband leven kan verbinden en verzorgen worden aangetroffen.
Intermezzo: vrouwen en mannen zijn niet gelijk
In 2000 schreef psycholoog en onderzoekster Shelley Taylor een artikel waarin zij goede argumenten aanvoert voor het feit dat bij vrouwen het vecht- en vluchtmechanisme veel later ‘aangezet’ wordt dan bij mannen. Vrouwen, aldus Taylor, maken veel langer en meer gebruik van verbinden en verzorgen. Dat zien we terug in het feit dat vrouwen veel minder agressief zijn dan mannen. Het fenomeen is verklaarbaar vanuit de verzorging van jongen, die bij veel diersoorten meer bij de vrouwtjes ligt dan bij de mannetjes. Vrouwtjes blijven langer sociale verbondenheid zoeken. Ook hormonale verschillen tussen vrouwen en mannen spelen een rol.
Wat ook van belang is en verklaart waarom dit pas in het jaar 2000 gepubliceerd werd, is dat het onderzoek naar stress veelal door mannen en op mannen is uitgevoerd.
We zien hier een parallel met wat de laatste jaren in de hele medische wereld op gang komt: het inzicht dat onderzoek tot op heden eenzijdig op mannen gericht is geweest en dat vrouwen andere klachten en symptomen kunnen hebben, bijv. bij een hartaanval.
Waarom we sinds 2000 niet meer over dit onderwerp lezen, is me niet bekend. Reden voor een toekomstig artikel!
Een vijfde mechanisme: de fawn-respons, oftewel behagen & vervagen
In de Engelstalige vakliteratuur over trauma vind je de laatste tijd regelmatig een beschermingsmechanisme dat fawning wordt genoemd. Bij een fawn-respons is er sprake van onderdanigheid en please-gedrag, dat ten koste gaat van jezelf. Je verliest het contact met je eigen behoeften, emoties en sensaties. Vandaar dat ik het – met hulp van twee cliënten met wie ik dit besprak, vertaald heb met behagen & vervagen. Je bent zó bezig met je richten op de ander, dat je je eigen behoeften niet meer herkent. Je identiteit vervaagt.
Het begrip fawning
Het Engelse werkwoord ‘to fawn’ (je spreekt de a uit als de o van contrôle) is voor het eerst gebruikt in deze context door psychotherapeut Pete Walker. Pete beschrijft: “Fawn-mensen zoeken veiligheid door zichzelf op te laten gaan in de wensen, behoeften en vragen van anderen. Alsof ze onbewust geloven dat het opgeven van hun eigen behoeften, rechten, voorkeuren en grenzen de toegangsprijs tot een relatie is.” (“Fawn types seek safety by merging with the wishes, needs and demands of others. They act as if they unconsciously believe that the price of admission to any relationship is the forfeiture of all their needs, rights, preferences and boundaries.”)
In de afbeelding hieronder zie je twee screenshots van het bekende Engelse online woordenboek Merriam-Webster. “To fawn” roept associaties op met vleien om goedkeuring te krijgen en kruipen als een hond.
Hoe ziet fawning eruit?
De behaag & vervaag respons zien we bij kinderen die hun eigen behoeften en emoties onderdrukken om te voorkomen dat een ouder of verzorger boos wordt en gaat slaan of schreeuwen. Het kind wordt heel sensitief voor de behoeften van de ouder en gaat voor de ouder zorgen (parentificatie) om zichzelf te beschermen. Als het maar zo onzichtbaar mogelijk is, de lieve vrede bewaart en goed voor de ouder zorgt, creëert het voor zichzelf een zo veilig mogelijke situatie.
Intermezzo: het reekalf
Hier ligt nog een ander verband met het woord fawn. Zie de afbeelding van het woordenboek: in het Engels is een fawn ook een reekalf. Een reekalf maakt zich helemaal onzichtbaar in het hoge gras terwijl de moeder verderop aan het grazen is. Onzichtbaar betekent veilig.
Als het kind uiteindelijk volwassen is, zien we iemand die niet goed weet wat hij/zij zelf wil en wat de eigen behoeftes, wensen of verlangens zijn. Een ‘volwassene’ met een afhankelijke opstelling, zonder eigen mening. Iemand die altijd pleast en zichzelf wegcijfert; tot ver over de eigen grenzen. Het onderdanige gedrag maakt dat de eigen gevoelens sterk onderdrukt worden en de persoon doet alsof hij/zij ontspannen is en er niets aan de hand is. Ondertussen staat het alarm op scherp om iedere vorm van dreiging (bijv. een negatieve opmerking of kritiek) op te vangen en ‘weg te pleasen’.
Zulke mensen zijn makkelijk voor een karretje te spannen. Zelfs als ze van binnen ‘nee’ zeggen tegen een vraag, is de kans groot dat ze ‘ja’ zullen zeggen en doen. Alles liever dan afwijzing.
Misschien kun je je voorstellen dat je daar heel moe van wordt, van het wegdrukken van je eigen gevoel en het steeds maar waakzaam zijn. Vind je het gek, als je niet meer weet wat je behoeften zijn… hoe kun je dan weten wat je grens is? Een prima voedingsbodem voor depressie, chronische moeheid en tal van lichamelijke klachten waar geen verklaring voor gevonden wordt. Dit gaat meestal gepaard met een negatief zelfbeeld, zelfkritiek tot zelfhaat en zelfbeschadigend gedrag aan toe.
De ironie wil dat mensen die geleerd hebben om misbruik te maken van anderen (bijv. narcisten) een neus lijken te hebben voor mensen die vast zitten in het fawn-patroon. Narcisten ruiken fawning op kilometers afstand… En zo herhalen zich vaak geschiedenissen, maar dat is iets waar ik op een ander moment over zal schrijven.
Zoek de verschillen
De oplettende lezer heeft het zich misschien al afgevraagd: wat is nu het verschil tussen verbinden en verzorgen en behagen en vervagen? Bij beiden is immers sprake van gericht zijn op de ander om stress te reguleren.
Een goede vraag! Hoe zit dat?
Verbinden en verzorgen
Verbinden en verzorgen is het eerste mechanisme dat ingeschakeld wordt bij stress. Er is nog niet veel aan de hand, maar er zou wel iets kunnen ontstaan. Denk aan het voorbeeld van de trein in het weiland. Normaal gesproken hinderlijk, maar als het goed is gaat de trein na een aantal minuten weer rijden. De passagiers hebben aan elkaar laten zien dat ze geen kwaad in de zin hadden en zo heeft iedereen zijn of haar stress gereguleerd.
Een ander voorbeeld zou je tijdens een vergadering kunnen zien: een deelnemer brengt een standpunt in en krijgt geen respons van de anderen. Dat roept onzekerheid op. Wat doet iemand dan? Vragend rondkijken, medestanders zoeken (“ja toch?” of “dat vinden jullie toch ook?”), woorden gebruiken om aan te geven dat het misschien niet zo extreem bedoeld was als het gezegd werd (“nou ja, ik bedoel het misschien niet zo, maar je begrijpt wat ik bedoel”). Oftewel: laten zien dat je niet dreigend wilde overkomen.
Fawning – Behagen en vervagen
De fawn-respons is de laatste respons in de keten. Er is juist heel veel aan de hand: de situatie is beslist onveilig, maar je kunt nu eenmaal niet voor altijd in verstarring blijven. Voor het kind met de onveilige ouder, dat na een pak slaag in een hoekje was weggekropen, geldt dat het toch een keer uit dat hoekje zal moeten komen.
De ouder is dan helaas niet ineens wél veilig en betrouwbaar, het blijft een onveilige situatie. Vluchten is nog steeds niet mogelijk (het kind is afhankelijk van de verzorgers) en vechten is niet haalbaar (de verzorgers zijn fysiek sterker). Verstarren is tijdelijk een optie, en als dat niet meer hoeft of kan, dan is behagen en vervagen de meest slimme overlevingsstrategie om de onveiligheid het hoofd te bieden.
Ik schrijf dat fawning de laatste respons is, maar het is niet zo dat fawning alleen optreedt ná verstarring. In het echte leven gaan de dingen niet volgens een stappenplan. Het is voor nu voldoende te weten dat fawning ook vóór verstarring op kan treden.
Over deze verschillen
Behagen en vervagen wordt door therapeuten die erover schrijven gekenschetst als een trauma-respons. Iedereen is het erover eens dat het een overlevingsstrategie is. Verbinden en verzorgen (tend and befriend of het sociale betrokkenheidsysteem) is dat uitdrukkelijk niet. Hier hebben we het over het omgaan met onzekerheid en lichte stress. Het is een mechanisme om stress te reguleren, zodat de overlevingsmechismen vechten of vluchten niet aan hoeven te gaan. Je kunt zeggen dat behagen en vervagen nodig is om te voorkomen dat verstarring optreedt óf dat je uit verstarring kunt terwijl het nog steeds erg onveilig is. De stress is dan dus al (of nog steeds) heel hoog. Behagen en vervagen imiteert eigenlijk verbinden en verzorgen, maar het is het beslist niet.
In gedrag kúnnen beide mechanismen er hetzelfde uitzien. Ik kan een kopje thee inschenken voor een cursist omdat ik zie dat ze hard heeft gefietst en ik het prettig vind als een cursist zich op haar gemak voelt. Zonder verdere bijbedoelingen of verborgen agenda. Ik kan ook een kopje thee inschenken voor dezelfde cursist omdat ik hoop dat ze me aardig zal vinden en niet afwijst. Aan de buitenkant ziet het er hetzelfde uit, van binnen gebeurde bij degene die thee inschonk twee heel verschillende dingen.
Het doet me altijd denken aan dat liedje van Bananarama en Fun Boy Three uit 1982: “It ain’t what you do it’s the way that you do it”… Het is niet wát je doet, het gaat om de manier waarop je het doet. Zo is het ook met behagen en vervagen: het ziet er vaak uit als gewoon behulpzaam gedrag.
Behagen en vervagen of fawning kan er dus uitzien als normaal menselijk gedrag. Ik kom straks terug op wat je hier nu mee zou kunnen doen. Eerst maken we het verhaal af over de verschillende mechanismen en de volgorde van optreden.
Extreme fawning: Stockholm Syndroom
Het Stockholm Syndroom is bekend geworden na een gijzelingsdrama tijdens een bankoverval in 1973 in Stockholm. Het bleek na afloop dat de gegijzelden sympathie waren gaan koesteren voor de gijzelnemers. De in 1974 gegijzelde Patty Hearst hielp zelfs haar gijzelnemers door mee te doen met een bankoverval in San Francisco.
Tijdens een gijzeling is sprake van levensbedreigende stress voor de gegijzelde, dat zal iedereen snappen. Vechten en vluchten zijn geen opties, de eerste extreme schrik waarbij verstarring optrad gaat voorbij. Om het leven draaglijk te houden, is behagen en vervagen op een gegeven moment de enige optie. Meebewegen met je gijzelnemers en hopen dat ze je sparen.
Misschien ook dichter bij huis?
Als je je voorstelt (en dat kan moeilijk zijn als je het zelf niet hebt meegemaakt) dat een kind thuis mishandeld, misbruikt en/of verwaarloosd wordt en continu in de overleefstand staat, zou het dan kunnen zijn dat daar ook een vorm van Stockholm Syndroom speelt? Kinderen zijn soms gegijzelden van hun verzorgers.
Intermezzo: fawning is niet nieuw
Ondanks dat het begrip fawning in de context waar we in dit artikel over spreken tamelijk nieuw is, wordt in een aantal therapievormen het fenomeen fawning al langer beschreven met andere woorden.
Traumatherapeut Dr. Ruthstein spreekt bijvoorbeeld over attaching (= vastmaken), het aangaan van ongezonde relaties als respons op langdurige stress.
In de therapievorm Past Reality Integration (PRI) hebben we het over (extreem) valse hoop gedrag om aan te geven dat iemand zich heel erg richt op de behoeften van anderen.
Een en andere loopt gelijk met het Structureel Dissociatiemodel van Onno van der Hart en Kathy Steele, dat verder aangepast is door Janina Fisher in haar TIST therapie. Daar spreekt men over fight-flight-freeze-submit-attach (cry for help).
Stephen Porges spreekt zelf niet vaak over fawning, hij noemt wel please and appease (pleasen en sussen, geruststellen).
Op volgorde van intensiteit
We hebben nu een aantal verdedigingsmechanismen op een rijtje gezet. Zo begonnen we met de algemeen bekende (vechten, vluchten en verstarren) en hebben er twee nieuwere (verbinden en verzorgen en behagen en vervagen) aan toegevoegd. Daarna hebben we de verschillen tussen de laatste twee verduidelijkt.
We gaan ze nu op volgorde van intensiteit zetten. Want je hebt niet voor het kiezen welk mechanisme aangaat, hier geldt een biologisch bepaalde volgorde, die bepaald wordt door de grootte van de dreiging. Hoe meer dreiging of stress, hoe groter de intensiteit en de lading. Immers: hoe groter de dreiging, des te meer energie is nodig om te overleven. Bij een potje tikkertje ren je met een andere energie en gevoel dan wanneer je door een groep engerds in het donker wordt achtervolgd.
In welke volgorde vindt de activering plaats?
- verbinden en verzorgen: we proberen een situatie die misschien dreigend zou kunnen worden te ‘sussen’;
- vechten of vluchten: we moeten in actie komen; deze twee zijn energetisch gelijkwaardig;
- vluchten of vechten: afhankelijk dus van de situatie en onze geleerde voorkeursstrategie;
- behagen en vervagen: er is veel dreiging, we moeten ‘sussen’ omdat er geen andere opties zijn;
- verstarren: er valt niets meer te ‘sussen’…
Verbinden en verzorgen is dus een toestand van lage activatie, gericht op veiligheid. Behagen en vervagen is daarentegen een toestand van hoge activatie, gericht op overleven.
Ter verduidelijking: dit rijtje toont de volgorde van activatie. Dat wil niet zeggen dat alle stadia ten volle doorlopen worden. Als je huis in brand staat, heeft verbinden en verzorgen geen zin. En soms krijg je helemaal geen tijd om te behagen en vervagen en treedt de verstarring binnen enkele seconden op.
De lijst wil ook niet zeggen dat het na verstarren ‘klaar’ is. Wanneer iemand heel lang in grote spanning leeft, zal hij mogelijk lang in behagen en vervagen zijn na de verstarring. Er is géén stappenplan…
Op internet circuleren veel schema’s en tekeningen van deze activatie-curve of de ‘polyvagaalkaart’, zoals hij ook wel genoemd wordt. Ik kon fawn nog op geen enkele afbeelding van deze kaart vinden, dus heb ik hem zelf een plek gegeven:
Toelichting vanuit een polyvagaal perspectief
Ik heb fawn niet toevallig daar geplaatst waar het staat: precies op de grens van het gebied van de sympatische- en de parasympatische reacties. Bij fawning is er hoge activatie en is er ook steeds het onvermogen om te doen met die energie wat eigenlijk nodig is. In meer technische termen: fawning is een toestand die een hoge sympathische activering inhoudt EN een mate van dorsaal vagale (shutdown) activatie bevat, waarbij de persoon WEL kan blijven functioneren.
Intermezzo: freeze eerst?
In 2004 schreef ene dr. Bracha een artikel (PDF) waarin hij de activeringsvolgorde beschreef als freeze, flight, fight, fright en faint. Ook enkele andere auteurs gebruikten deze volgorde. Dus freeze als eerste en laagst-energetische reactie, vergelijkbaar met wat we nu de stop-reflex noemen. Bracha gebruikt fright (= schrikken) voor de toestand die wij nu freeze noemen.
Hij vond destijds dat iedereen freeze verkeerd gebruikte. Helaas voor hem heeft hij niet zijn zin gekregen. Het woord fright vinden we ook nu in de trauma-taal nergens terug.
De juiste respons?
Het is van belang te noemen en voor de lezer om te begrijpen dat het geen zin heeft om een oordeel aan de verschillende overlevingsmechanismen te koppelen. Als de nood echt aan de man komt, neemt moeder natuur het over en kun je niet kiezen. Dit is gewoonweg niet mogelijk op dat moment. Verwijten dat iemand iets wel of juist niet heeft gedaan leidt alleen maar tot victim blaming.
Maar een commando of marinier dan? Mensen die onder zeer zware omstandigheden kunnen werken en gevoelens uit lijken te kunnen schakelen? Tja, oefening baart kunst. Net zoals mensen door behagen en vervagen kunnen leren overleven en zich ook al pleasende in het leven staande houden (of dat doen voorkomen), zo kun je ook, door heel goed te leren vechten, niet te hoeven verstarren. Maar de stressenergie moet uiteindelijk toch ergens blijven. Een zoogdier MOET ontladen na een geslaagde overlevingsactie. Vandaar dat we zoveel oud-militairen en politie-agenten met PTSS of onverklaarde klachten zien op de poliklinieken voor dit soort problemen.
Feitelijk zijn alle responsen dus juist in de context waarin ze ontstonden. Ze waren ten tijde van het gebeuren de beste optie voor de persoon of het kind die het betrof en die moest zien te dealen met de omstandigheden van dat moment. Tegelijk weten we dat wat ooit een ‘juiste’ respons was, een gewoonte kan worden en op een later tijdstip problemen kan geven. Een soldaat die getraumatiseerd is geraakt bij een explosie, loopt grote kans om heel overgevoelig te reageren op harde geluiden. Dat is onhandig in de supermarkt. Een kind dat veel tekort is gekomen, kan zomaar een volwassene worden die zichzelf helemaal wegpleast voor de ander.
Is behagen en vervagen of fawning ‘normaal’?
Het antwoord is denk ik ja én nee. Dat schrijf ik niet om politiek correct te zijn.
Ja, fawning of behagen en vervagen is normaal omdat het een logische, verklaarbare en menselijke respons is op extreem stressvolle – en abnormale – omstandigheden. Uiteindelijk zal ieder mens die deze extreme stress ervaart, gaan behagen en vervagen.
Nee, fawning is niet normaal, maar dat ligt niet aan degene die behaagt en vervaagt. In de biologische zin is er geen enkele goede reden voor de ene mens om de dingen te doen die een ander mens dusdanig bedreigen dat fawning de overlevingsrespons van die ander is. Hier spelen mijns inziens een aantal maatschappelijke ontwikkelingen een rol. Denk aan het feit dat we minder contact hebben met onze buren, dat de hulpverlening veel administratiever en minder persoonlijk is geworden, dat we in het algemeen minder met gevoelens bezig lijken en meer met uiterlijke zaken. We zijn ongeduldiger en de verbinding met ons lijf kwijt.
In de conclusie meer over deze ontwikkelingen.
Je zou kunnen zeggen dat het onderdanige gedrag dat sommige dieren soms vertonen aan de alpha-man van de troep een vorm van fawning is. Ik denk dan aan chimpansees die geregeld een bezoekje aan de leider brengen en hem laten merken dat ze onderdanig zijn. Ik ben echter (voorlopig nog) van mening dat dit gedrag geen fawning is. Ten eerste is de lading niet zo hoog. Je zou het kunnen vergelijken met een rugbyteam waarvan de leden elkaar begroeten; daarbij worden ook altijd even subtiel de krachten afgetast of de verhoudingen bevestigd. Ten tweede is de respons van de alpha-man voorspelbaar in die zin dat een eventuele reprimande begrensd is en de onderdanige niet hoeft te vrezen voor het leven.
Maar goed, ik moet erbij zeggen dat ik geen expert ben op het gebied van dierengedrag. Dus laat me gerust weten van voorbeelden in het dierenrijk waarin fawning gebruikelijk is.
Een tijdje geleden zag ik een natuurdocumentaire over een groep bavianen waarvan de leider een tiran was. De hele groep moest continu op haar hoede zijn omdat zijn gedrag wreed en onvoorspelbaar was. Toen dit mannetje stierf, zag je de hele groep ontspannen. De opvolger was een heel ander type, veel rustiger, minder op de macht gericht en minder fysiek geweld. Het leven werd weer normaal.
Dit was een duidelijk voorbeeld dat fawning in de natuur nodig was. Uitzonderingen zullen dus bestaan. De manier waarop wij mensen in staat zijn onze medemensen (en dieren!) te behandelen, durf ik te duiden als niet-natuurlijk. En ik vrees veel vaker voorkomend dan een incidentele ontspoorde bavianenleider.
Hoe weet ik of ik een ‘behaag en vervaag-type’ ben?
Zoals ik hierboven schreef, is het verschil tussen sociaal verbinden (verbinden en verzorgen) en behagen en vervagen aan de buitenkant soms moeilijk te zien. Als je gewend bent om zo te leven (en ja, dat kan dus ‘gewoon’) dan ben je je niet bewust van het feit dat mensen steeds over je grenzen gaan. Je weet niet beter dan dat dat gewoon is en zo hoort. En dan is die moeheid ook normaal…
Ben je een pleaser? Vind je het moeilijk om aan te geven wat je zelf eigenlijk wilt? Ga je conflicten uit de weg of wordt je misschien angstig van bozige mensen? Vind je het normaal om jezelf weg te cijferen of om te zwijgen om de vrede te bewaren? Denk je dat het altijd aan jou ligt? En word je daar ook wel eens moe van of voel je je machteloos?
Als je op veel van deze vragen een ‘ja’ antwoordt, dan zou het kunnen dat behagen en vervagen een strategie van je geworden is om met stress om te gaan.
O jee, wat nu?
Voordat je gaat denken dat dat óók weer aan jou ligt, zou ik je willen vragen hier geen negatief oordeel over te hebben, hoe moeilijk dat misschien ook is. Blijkbaar is behagen en vervagen voor jou nodig geweest om lastige situaties het hoofd te bieden. Als dat ooit nodig was, dan hebben je lijf en je zenuwstelsel dat goed gedaan.
Het is niet mogelijk om hier een stappenplan te geven om van behagen en vervagen af te komen. Daarvoor zijn mensen te complex, zijn achtergronden te divers en is het patroon te diepgeworteld. Een belangrijke stap is gezet: het herkennen dat er misschien een niet-helpend mechanisme is dat een rol speelt bij de mate waarin je je comfortabel kunt voelen of gelukkig kunt zijn.
Hoe het in de praktijk regelmatig gaat
Ik vermoed dat mensen die gewend zijn om te behagen en vervagen zichzelf misschien wel een pleaser vinden, maar vooral een sociaal mens die iets voor anderen over heeft. Misschien beantwoorden ze veel van de vragen hierboven wel met ‘ja’, maar hebben ze er ook gelijk een prima verklaring bij waarom dit zo is in hun geval. Precies passend in het patroon.
Ik maak de laatste jaren vaak mee – minimaal één deelnemer per groep – dat iemand tijdens een mindfulnesstraining erachter komt dat hij of zij wel erg weinig voor zichzelf over heeft en anderen wel heel erg op de voorgrond zet. Dat men eigenlijk helemaal niet weet wat men nu eigenlijk wil in het leven. Het duurt dan vaak nog even voor iemand werkelijk nieuwsgierig wordt naar hoe dat anders zou kunnen (gelukkig is er dus ook nog een compassietraining).
Het geeft aan hoe lastig het kan zijn om anders om te gaan met die fawn-respons, die als verbinden en verzorgen vermomde overlevingsreactie.
Conclusie en losse eindjes
Ik denk dat het een belangrijke stap is om meer bekendheid te genereren over de nieuwe inzichten die er zijn over hoe wij omgaan met stress, hoe ons zenuwstelsel werkt en welke gevolgen trauma nu echt heeft. Met dit artikel heb ik daar een bijdrage aan willen leveren.
Vragen die ik zelf nog heb en waar ik nader over zou willen leren, zijn:
- hoe zit het in het dierenrijk? Is fawning daar inderdaad veel minder voorkomend, zoals ik vermoed (en hoop)?
- hoe wijdverbreid is nu het voorkomen van behagen en vervagen in de mensenwereld?
- wat zijn de implicaties voor de geestelijke gezondheidszorg?
Over het eerste schreef ik hierboven al. De tweede en derde vraag zijn met elkaar verbonden. Mijn vermoeden is dat behagen en vervagen gerelateerd zijn aan tal van lichamelijk onbegrepen klachten. Continu in de overleefstand staan moet vroeg of laat zijn tol eisen. Ons stresssysteem is er niet voor gemaakt om lang ‘aan’ te staan. De implicaties zijn nog niet volledig te overzien, maar zouden wel eens groot kunnen zijn (een artikel daarover is in de maak). In het ziekenhuis waar ik momenteel werk met mensen met onbegrepen klachten, zie ik het heel vaak: chronische pijnen, -moeheid, prikkelovergevoeligheid, angst- en paniekstoornissen gaan best vaak gepaard met een basishouding van behagen en vervagen.
Laten we hopen dat er wijze mensen zijn of komen, die inzien dat we ook best onze maatschappij wat compassievoller mogen maken. Stressgerelateerde klachten, burn-out, depressie, PTSS en meer klachten die in de gevestigde medische wereld als lastig behandelbaar te boek staan, zijn geen persoonlijke problemen, maar symptomen van een zieke maatschappij.
Dank voor het lezen, je reactie is hieronder welkom!
Bronnen
Voor dit artikel heb ik, naast een aantal gesprekken met collega’s en ook met twee cliënten (dank, HL en AKS!), geput uit de volgende bronnen:
http://www.pete-walker.com/fourFs_TraumaTypologyComplexPTSD.htm
https://drarielleschwartz.com/the-fawn-response-in-complex-ptsd-dr-arielle-schwartz/
https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/15337864/
https://aeon.co/essays/animals-wrestle-with-the-concept-of-death-and-mortality
https://www.rubyjowalker.com/resources.html
“Compassie in je leven“, door Frits Koster en Erik van de Brink
“Why Zebras don’t get Ulcers“, door Robert M. Sapolsky
Dank aan Sanne, Edith en Herma, die de concepten van dit artikel hebben gelezen en goede suggesties ter verbetering hebben gegeven.
Dit artikel is ook te vinden via www.fawn.nl en www.fawning.nl.
Laatste intermezzo, over nog meer F’s…
Zo her en der kom je nog meer F’s tegen om overlevingsmechanismen te beschrijven.
Zo is daar ‘faint’ (flauwvallen), ook wel eens de ‘flop’-respons genoemd. Dit komt heel dicht bij ‘feign-death’ (je dood veinzen; doen alsof je dood bent). Allemaal vormen van verstarring die doorschieten in extreme verslapping. Hierbij is ook sprake van een hoge lading; er circuleert veel overlevingsenergie, ondanks dat het lichaam slap wordt en dood voelt voor de bedreiger.
Voor het verhaal over fawning voegen deze F’s niets toe. Ik zal ze in een ander verhaal wel eens nader uitwerken. Dit verhaal is nu lang genoeg…
Foto’s: grote foto bovenaan: Fernando Venzano.
Het beeld komt uit de Voetboogsteeg in Amsterdam,
en is ter ere van Joes Kloppenburg die daar om het leven kwam door zinloos geweld.
Reptiel: Oleksandr Sushko, boze witte mannen: Jørgen Håland,
stad: 画布 约翰尼, reekalf: Erika Fletcher,
allen van Unsplash. Polyvagal Chart: met toestemming van Ruby Jo Walker.