Ja, sorry, ik kon het niet laten om er ‘kwijt’ achter te typen…
De Weg is de naam van het boek van Michael Puett en Christine Gross-Loh. Er is veel over geschreven de afgelopen maanden, in mijn perceptie eigenlijk altijd wel positief. Het boek is een bestseller en legt in heldere taal en met concrete voorbeelden uit hoe toepasbaar de ideeën van de oude Chinese filosofen in de huidige tijd zijn.
Veelbelovend
“De Weg toont de wijsheid van het alledaagse” en “Een sprankelende kennismaking met de Chinese filosofie” schreven twee geleerde lezers op de achterflap.
Dit, tezamen met de berichten die ik erover las op Facebook, maakten dat ik het boekje aangeschaft en gelezen heb. Inderdaad: Puett en Gross-Loh weten in heldere taal de denkbeelden van de oude Chinese filosofen neer te zetten. Met heel herkenbare en alledaagse voorbeelden. Erg prettig!
Dan komt ineens de term mindfulness op de proppen…
Mindfulness…
In het hoofdstuk over Mencius lees ik (blz. 93 en 94):
Zodra je je bewust wordt van alle prikkels en oude patronen die de hele dag emoties bij je uitlokken, kun je beginnen met het bijschaven van je reacties. Let wel: aandacht schenken aan je emotionele reacties is niet hetzelfde als ‘mindfulness’, het populaire concept dat losjes is gebaseerd op de boeddhistische gedachte dat we moeten onthechten en geen oordeel mogen vellen. Het is geen kwestie van je gevoelens observeren, accepteren en dan loslaten om een soort innerlijke vrede te vinden. (…) Het gaat erom dat we aandachtig zijn – niet zoals we dat leren door mindfulness, maar zoals Confucius onderwees.
Pfffff, dat is een wel héél kort door de bocht geredeneerd, beste Puett en Gross-Loh!
‘Losjes gebaseerd op de boeddhistische gedachte dat we moeten onthechten en loslaten’ is een neerbuigende uitlating over deze belangrijke pijler van de meditatie-beoefening, waarbij de schrijvers ook nog de ethische aspecten ervan volledig negeren.
Wel of niet de bedoeling?
Daarbij is het bij mindfulness wél de ‘bedoeling’ de gevoelens, samen met lichamelijke sensaties, de gedachten en de mentale fenomenen*, te observeren. Accepteren, in de zin van het bestaan erkennen – dus niet noodzakelijkerwijs goedkeuren of leuk vinden – is een aspect van een aandachtige houding en een keus die volgt op de bewustwording en observatie.
‘Loslaten om innerlijke vrede’ te vinden impliceert een doelgerichtheid die pertinent niet bij mindfulness hoort en niet in een training te vinden zou moeten zijn. Let wel: loslaten kan gebeuren, een vredig gevoel krijgen ook, maar als dat niet gebeurt kun je nog steeds zeer aandachtig zijn en mediteer je niet ‘slechter’ dan iemand die wél dit soort gevoelens heeft.
Ook in een boek dat je toegankelijk wilt houden voor lezers kun je zaken neutraal en nauwkeurig beschrijven. Tenmiste, ik zou dat kunnen…
Meer…
Verderop, op blz. 224, in een gedeelte over het verkeerde begrip over het Boeddhisme dat er in het westen is ingeslopen:
Neem bijvoorbeeld mindfulness. Dit is een oefening die gebaseerd is op de gedachte dat je onthecht en zonder te oordelen naar de wereld en naar elk moment kijkt, zodat je nergens meer last van hebt. (…) Maar mindfulness was bedoeld om het zelf af te breken.
Meer onzorgvuldige en onjuiste formuleringen.
Punt of geen punt?
Misschien heb ik het allemaal wel verkeerd begrepen. Misschien hebben de auteurs met mindfulnesstrainers gesproken die trainingen verzorgen-, of hebben zij boeken gelezen die alleen gericht zijn op stressreductie. Dat klinkt tautologisch, want de volledige naam van de training is immers Mindfulness Based Stress Reduction, dus wat zeur ik nou?
Wat dat betreft hebben de schrijvers misschien wel een punt: er lijken soms trainers te zijn die denken dat mindfulness, omdat het uit z’n Boeddhistische context is gehaald, helemaal niets meer met boeddhisme te maken heeft. Die vanuit een ontbrekende of zeer karige verdieping in het achterliggende gedachtegoed en dito eigen meditatiebeoefening de tak helemaal van de wortel hebben afgesneden.
Die niet zien dat ze op die manier zowel het begrip mindfulness, de oorsprong ervan én de deelnemers aan hun trainingen te kort doen. Iets met een klok en een klepel, een kind en badwater…
Het kán zijn dat de schrijvers in deze mindfulness’hoek’ terecht zijn gekomen, maar dat is wat mij betreft nog steeds geen reden om je huiswerk slecht te doen en op een iets genuanceerdere manier over mindfulness te schrijven.
En bij mij roept het altijd vragen op over de interpretatie van de Chinese klassieke denkers in dit boek. Ik ga er voor het gemak maar even vanuit dat daar, omdat dit het echte vakgebied van Puett is, de achtergronden iets zorgvuldiger beschreven zijn. Maar ik weet het niet zeker…
Conclusie: geen echte aanrader.
* Dit is een kort door de bocht samenvatting van de vier boeddhistische fundamenten
van sati, aandacht, mindfulness. Kort door de bocht, maar niet onrespectvol, denk ik…