Al lange tijd stoort het mij dat mensen, veelal met publieke functies, het recht van meningsuiting als verantwoording gebruiken voor hun – hoe zal ik het zeggen – onaangename taalgebruik. Het stoort mij vooral dat het toch simpele verschil tussen wat je zegt en hoe je dat zegt, ontkent of niet begrepen wordt.
Aandacht voor het juiste spreken
In de boeddhistische leer is het Achtvoudig Pad de weg naar het einde van lijden. Eén van de aspecten van het Achtvoudig Pad is het juiste spreken – een ander aspect, de juiste aandacht, is wat centraal staat in een mindfulnesstraining.
Het juiste spreken dus, en daar aandacht voor te hebben. Over het ‘juiste’ kun je natuurlijk weer allerlei verschillende meningen hebben en dan komt het verschil tussen wat en hoe opnieuw aan de orde én daarmee de verwarring tussen wat een mening is (niet meer dan een idee, opvatting of visie op een onderwerp) en de wijze waarop je die verkondigt. Die wijze van verkondigen heeft uiteraard vaak te maken met hoe belangrijk je de mening acht, hoe je je identificeert met die mening.
Begrip van communicatie
In het Achtvoudige Pad is er nog een aspect waar het juiste spreken mee samenhangt: het juiste begrip. Begrip van communicatie, het verschil tussen inhoud en betrekking en de verantwoordelijkheid die je hebt in de publieke ruimte. Mijn inziens dragen steeds meer politici bij aan het uit balans raken van wat en hoe. En omdat publieke figuren dat doen, wordt het gemeengoed. Een vurig debat staat zo langzamerhand in een hoog aanzien, is de norm, waarmee de inhoud verloren gaat, iets waar de politiek last van heeft, maar zelf ook mede veroorzaakt heeft. Het gebruik van een term als ‘de politieke arena’, stuurt hoe wij lijken te moeten denken over meningsverschillen. Naast het besef van het recht op meningsuiting zou er een groter besef van een plicht tot `juist spreken’ mogen zijn. Meer mindful omgaan met en aanwezig zijn in de publieke ruimte!
Soms word ik overigens gewoon moe van het hebben en moeten hebben van een mening over van alles. Ik stel me de laatste tijd vaker voor dat ik een ‘week-van-geen-mening’ ga beoefenen. Volgende week begint mijn werk weer, verplichte vergaderingen over visie, plan van aanpak, methodische en strategische keuzes en zo. Een goed begin is het halve werk.