Wie eerst?
In de zoektocht naar geluk waar we met z’n allen in verstrikt lijken te zijn geraakt, denken veel mensen het geluk in spullen te vinden. Als het materieel op orde is; een mooi huis, een tweede auto, een derde vakantie, dan kunnen ze tevreden achterover leunen.
Helaas berust dit op een misvatting. Deze vorm van geluk is oppervlakkig en niet duurzaam. En dus is het geen geluk…
De twee verhalen hieronder illustreren waar ik heen wil.
Zoek je ballon
Een groep mensen woonde een workshop bij. De begeleider besloot een groepsactiviteit in te lassen. Hij gaf iedereen een ballon, met de vraag om zijn of haar naam met een stift op de ballon te schrijven.
Hierna werden alle ballonnen verzameld en in een andere ruimte verspreid.
Toen mochten de deelnemers deze ruimte in, met de vraag om de ballon met hun naam erop te vinden, binnen 3 minuten. Iedereen ging koortsachtig zoeken naar zijn/haar naam. Het was een chaos van belang, met veel geduw en getrek. Na 3 minuten had bijna niemand zijn eigen ballon gevonden…
Toen vroeg de begeleider om een willekeurige ballon op te rapen en deze aan de persoon wiens naam erop stond te overhandigen. Binnen enkele minuten had iedereen zijn eigen ballon.
De lange eetstokjes
Een meditatieleraar vroeg aan de deelnemers mee te doen aan een gedachte-experiment. Er staat een heerlijke maaltijd klaar en je mag nemen wat en zoveel je wilt, maar je moet wél de eetstokjes gebruiken die klaar liggen. Geen punt, zul je misschien denken, maar de eetstokjes blijken maar liefst anderhalve meter lang te zijn!
De ene groep mensen gaat aan het worstelen met de stokjes en probeert allerlei manieren om wat te eten binnen te krijgen. Na verloop van tijd is het eten koud en zijn alle magen nog bijna leeg…
Een andere groep mensen merkt hetzelfde en concludeert: als we zo doorgaan, krijgt niemand iets van het lekkers binnen. Het is niet mogelijk om zelf te zorgen dat je voldoende eten binnen krijgt met eetstokjes van anderhalve meter lang. Maar de ene deelnemer kan wél zijn eetstokjes gebruiken om een ander iets te eten te geven.
Zo helpt iedereen een ander en wordt iedereen door een ander geholpen. Alle magen worden gevuld en het is nog gezellig ook.
Dus toch weer die ander…
Deze twee verhalen illustreren precies wat er in ons leven gebeurt. Iedereen is koortsachtig bezig overal naar geluk te zoeken, niet wetende waar het te vinden is. Ons geluk ligt in het geluk van de ander. Geef de ander zijn geluk, en jij zult het jouwe krijgen.
In de film Pay it Forward, waar ik op deze plek over schrijf, zien we iets soortgelijks. Een ander helpen zónder er iets voor terug te vragen, behalve die ander uitnodigen iets goeds te doen voor drie andere anderen. Zo wordt een steeds groter wordende cirkel van onvoorwaardelijke hulp gevormd.
Zonder voorwaarden
Onvoorwaardelijk betekent: zonder voorwaarden, dus helpen omdat iemand hulp kan gebruiken, en niet om er zelf beter van te worden. Nou ja, eigenlijk dus wél! Want uiteindelijk word je er zelf ook echt beter van.
Je komt het tegen in het boek ‘De meeste mensen deugen‘ van Rutger Bregman en je leest het in de kranten: iemand wordt onwel en valt in het water. Een ander ziet dat het serieus is, aarzelt niet, springt er achteraan en redt zo een leven. Als je dit soort redders vraagt wat hen bezielde om zo’n actie – soms met gevaar voor eigen leven – te doen, krijg je altijd te horen dat er geen enkele ratio aan vooraf ging. Een mens was in doodsnood, dus actie was nodig, en geen gepieker of overwegen van voor- of nadelen.
Gezond egoïsme
De Dalai Lama spreekt van ‘healthy egoïsm‘, oftewel ‘gezond egoïsme’. Altruïsme: het uitgangspunt om ondubbelzinnig goed te doen voor iemand anders. Als iedereen dat doet, doe je uiteindelijk goed voor jezelf. Het is zo logisch als wat. Uiteindelijk komt het weer terug bij jezelf. Daar mag je op vertrouwen en precies dát maakt dat je het dus onvoorwaardelijk kunt doen en het goed-doen niet hoeft te doen omdat je wilt dat je er iets voor terugkrijgt.
Als je de weg vraagt aan iemand die zijn stoep staat te vegen, vertelt deze je de weg. Deze onbekende hoeft daar geen beloning voor. Het is vanzelfsprekend. Daarom merken we het ook nauwelijks op. De Boeddhistische monnik en schrijver Matthieu Ricard noemt dit de ‘banality of goodness’. Vanzelfsprekende goedheid.
Ik gebruik wel eens de metafoor van het steentje dat je in een vijver gooit. Hoe klein het steentje ook is, het veroorzaakt golven of golfjes die zich over het hele oppervalk van de vijver uitspreiden, tot in de verste uithoek, die je al niet meer kunt zien. Bij de rand van de vijver keert de golf om en golft het weer terug. Een wetmatigheid.
Eén klein steentje zal niet heel veel golfslag veroorzaken, maar meerdere steentjes en ook af en toe een iets grotere steen, zullen meer golven maken, zodat uiteindelijk het hele oppervlak van de vijver in beweging is.
Maar hoe zit het dan met zelfcompassie?
Dat is een goede vraag, die misschien al bij je opkwam. In de compassietraining hebben we niet veel aandacht voor het geluk van anderen, maar zijn we vooral met ZELFcompassie bezig. Hoe verhoudt zich dit tot bovenstaande, waarin mijn geluk mede bepaald wordt door het geluk van de ander? Dan is het toch niet handig dat ik een training volg ten behoeve van mijn eigen geluk*?
Dit komt doordat we eigenlijk met z’n allen wat in war zijn geraakt. In de Boeddhistische psychologie bestaat er helemaal geen zelfcompassie. Er is alleen maar compassie, en dat is per definitie gericht op jezelf én op de ander. Die Boeddhisten hebben heel goed begrepen dat compassie voor jezelf of de ander weer terugkomt, en dat als iedereen onvoorwaardelijk anderen helpt, er ‘vanzelf’ een betere wereld ontstaat.
Een maatschappelijk probleem
In onze competitieve en consumptieve maatschappij, waarin we onszelf steeds vergelijken met anderen, waar we vanaf de peuterspeelzaal steeds beoordeeld worden en waar we niet leren om gezond met tegenslagen om te gaan, is geen plaats meer voor reflectie, vertraging en zelfzorg. School- en werkprestaties moeten meetbaar zijn, zorg wordt uitgerekend in minuten en iedereen is verantwoordelijk voor zijn of haar eigen geluk; dat is niet de verantwoordelijkheid van overheden.
Uitputting
Om gelukkig te worden, houden wij ons niet bezig met ons duurzame geluk of met het geluk van de ander, maar – naast alle materiële hebzucht – met het beeld dat anderen van ons hebben. Hoe meer en beter we voor de ander zorgen, hoe meer we onszelf wegcijferen, hoe verder we over onze grenzen gaan, hoe aardiger de anderen ons zullen vinden of hoe hoger we gewaardeerd worden. Een geestelijke hebzucht dus; bij uitstek voorwaardelijk en gebaseerd op gehechtheid. We worden hiervan afhankelijk en we doen onszelf geweld aan. En dat is echt niet wat compassie is, zélfs niet voor die ander voor wie we zoveel moeite doen…
En zo verliezen we ieder contact met onszelf. Nooit zullen we erin slagen goed en compassievol voor anderen te kunnen zorgen, als we niet daarbij ook aandacht hebben voor onze eigen behoeftes. Veel mensen hebben in de gaten dat hun handelwijze niet duurzaam helpend is, en gaan vervolgens nóg harder hun best doen. Om nog maar te zwijgen over de zelfkritiek die ontstaat omdat we steeds maar niet aan onze eigen en de door de maatschappij opgelegde normen kunnen voldoen. Een dubbele spiraal van negativiteit. We raken afgebrand en uitgeput en er ontstaat compassiemoeheid.
Op weg naar een gezonde balans
Het is niet de bedoeling dat we alleen maar oog hebben voor de noden van een ander, net zoals het niet gezond is alleen maar voor jezelf te zorgen. Het zijn beide vormen van ongezond (Boeddhisten spreken van onheilzaam) gedrag, dat in strijd is met onze natuur en de bouw van ons zenuwstelsel.
De zelfcompassietraining is er om een tekort aan zelfzorg aan te vullen en compassiemoeheid te ‘genezen’, zodat we er weer in balans raken en optimaal onze rol in de wereld kunnen vervullen. Dat is beslist niet egoïstisch.
Voor veel mensen is het heel leerzaam om inzicht te krijgen in de mechanismen die achter dat zelfdestructieve gedrag zitten en om te leren milder voor zichzelf te zijn. Dat klinkt misschien eenvoudig of zweverig, maar het vraagt lef om je eigen strengheid onder ogen te komen en uit de gewoonte te stappen om er een extra laag van strengheid bovenop te leggen. En er is ook niets zweverigs aan, de training wordt door steeds meer wetenschappelijk onderzoek onderbouwd.
Beter je energiebalans kunnen bewaken, minder streng zijn voor jezelf, minder afhankelijk van wat (je denkt dat) anderen van je vinden, meer tevredenheid kunnen vinden in de alledaagse dingen. Dat zijn zomaar wat resultaten van de compassietraining, die maken dat je vanuit een meer geheeld zelf des te meer energie overhoudt om van deze wereld een betere plek te maken.
* De compassietraining heeft eigenlijk als hoofdonderwerp het verminderen van lijden. Minder ‘ongeluk’ voelt vaak per saldo als wat meer geluk, maar er zijn ook oefeningen om vriendelijkheid en vreugde te vermeerderen. Het beoefenen van compassie kan dus gezien worden als een tweesnijdend zwaard.
Foto: Anna Biasoli on Unsplash